100 jaar Kessler Stichting |
Daar kan je niet lollig over doen. En je moet er zeker niet mee spotten
want het is net als met de dood: zelfs jou kan het overkomen. De scheiding en
het dreigende verlies van je baan. Voor je gevoel was je al jaren dak– en
thuisloos. De greep op je eigen situatie ontglipte je. Je zou een misdaad
kunnen begaan. Je zou het niet eens weten. Toen de dag dat je om wat voor
redenen dan ook in de crisisopvang terechtkwam. Je verlangde er naar en je
bleek er uitermate geschikt voor te zijn, je kwam moeiteloos door de keuring
en je werd gedetacheerd in de loopgraven van het leven. Het ergste was nog
niet achter de rug. Middenin de frontlinie. Je werd teruggedrongen. Keer op
keer kwamen de aanvallen en je voelde hoe gewond je was. Er leek geen licht
aan het eind van de tunnel hoezeer het strijdcomité de toekomst ook aanprees.
De zege was niet binnen handbereik. Het front verplaatste zich nauwelijks. Maar eindelijk, na de
eerste overwinningen schoof het front op naar de avond en nacht. We vreesden wel
de felle uithalen van de winter. Soms was er toch nog barmhartigheid. Ik denk
aan het moment dat de soep werd uitgedeeld. Met 60 kameraden, vrienden en
vriendinnen die in dezelfde oorlog met het leven terecht waren gekomen,
solidariteit voor het leven. Je voelde dan iets van geluk: een kom warme
soep in de handen. De strijd luwde. Met 30
anderen kwam je in het basiskamp dat af en toe het gevoel gaf van een
jeugdherberg met een jeugdherbergvader en –moeder, die eten maakten en de
verzorging voor hun rekening namen. Daar krijg je wat te
eten en je kan er douchen, maar het is geen
luxehotel. Je kan er niet blijven en je moet soms de
loopgraven weer in want de strijd is nog niet gestreden. Een enkeling geeft
het op. Sommige raken ziek en verdwijnen voor kortere of langere tijd in de
ziekenboeg. Daar worden ze opgelapt om weer naar het front te worden gezonden.
De strijd is eeuwig.
En als je tijd er op
zit, word je voorbereid op het burgerleven. Sommigen kunnen er nooit aan
wennen, die zijn doorgedraaid, die willen niets meer met de maatschappij te
maken hebben. Het is moeilijk aanpassen. Anderen krijgen thuisbegeleiding of
soms – als blijkt dat het ergste dat ooit in je gedachten opkwam de
werkelijkheid is – forensische zorg. En de strijd gaat door,
het wordt nooit vrede met het leven. Soms als een veenbrand, dan weer als een
hellevuur. Altijd zijn nieuwe krachten nodig aan het front en ze melden zich
graag aan want de strijd met het leven doe je niet voor jezelf, het dient een
hoger doel. |